Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En [dat] ik in het Jodendom toenam boven velen [39]van mijn ouderdom [40]in mijn geslacht, zijnde [41]overvloedig ijverig [42]voor mijn vaderlijke [43]inzettingen. 39. Dat is, jonge lieden. Zie Hand.7:58. Dat drukt hij uit, opdat hij niet zou schijnen zich uit laatdunkendheid te stellen boven de oude leraars der Joden. 40. Dat is, onder de Joden. 41. Grieks overvloediglijker een ijveraar; namelijk met een ijver, die niet was met wetenschap, Rom.10:2; Fillip.3:5,6; 1 Tim.1:13. Hiermede bestraft hij ook den verkeerden ijver der Joden in zijn persoon. 42. Namelijk van welke ik meer hield, dan van de leer der profeten. Wat dit voor inzettingen waren, kan men zien Matth.5:21, enz., en Matth.15:2, en Matth.23:3, enz.; Mark.7:5, enz.; 1 Petr.1:18. 43. Grieks overleveringen; namelijk niet alleen die in de Schriftuur geboden en beschreven zijn, maar ook die, welke van mensen ingesteld, en van de ouders aan de kinderen als van hand tot hand overgeleverd waren.